Sporenplan

Een speciaal geval is de keerdriehoek, waarmee het mogelijk is om de treinen van rijrichting te laten veranderen. Let op de plaats van de baanvak isolaties. Je ziet dat de drie takken 1 baanvak is en dat er dus slechts 1 trein tegelijk op de driehoek kan rijden. Ieder baanvak wordt nl. geregeld door 1 besturing i.v.m. de beveiliging. Ook zal je moeten definiëren wat vooruit rijden is en wat achteruit rijden is op de 3 takken.

De opstelsporen kunnen lange treinen bevatten plus enkele loc´s. Ze worden geregeld met 1 baanvakbesturing die via een of/of selectie telkens 1 van 8 sporen kan activeren. Via de PC kan je een bepaalde trein laten vertrekken. De treinen hebben geen eigen vast spoor. Elk opstelspoor is normaliter stroomloos.

Van groot belang is verder de juiste plaatsing van de baanvak onderbrekingen en de terugmelders. Je moet daarbij rekening houden met de plaatselijke snelheid en de lengte van de treinen en de remweg tijdens afremmen; het zou immers vervelend zijn als een loc doorschiet naar een volgend baanvak en daar op een ander baanvak terechtkomt of zelfs kortsluiting veroorzaakt. Zie voor uitleg van de besturing de volgende figuur:

Hoewel de bovenleiding stroomgeleidend kan zijn, gebruik ik deze puur om optische redenen; een loc met de pantografen omhoog ziet er immers veel realistischer uit? Omdat bovenleiding altijd een moeilijk onderwerp blijkt te zijn zoom ik hierop iets verder in.
De planning van de plaats van de bovenleidingmasten en de afstand tussen de masten is een vrij precies karwei; in de bochten heb je kortere afstanden nodig dan op de rechte stukken: circa 25 cm. Belangrijk is dat de rijdraad van boven gezien tussen de rails blijft volgens een zig-zag patroon. Bij wissels en in bochten moet er daarom een gedegen planning gemaakt worden van de rijdraden. Ik maak gebruik van zelfgemaakte masten op een afstand van 40 cm op de rechte stukken. De rijdraad is van 0,5 mm dik messing draad. Dikkere draad vind ik optisch niet acceptabel. Bovendien is messing goed soldeerbaar en kent weinig terugvering bij buigen. Nadeel is wel de kwetsbaarheid bij onzachte aanrakingen die vaak optreedt bij het poetsen van de rails. Hieronder zie je een plaatje van een typische NS mast:

 

Voor de sokkels van de mast heb ik afgedraaide dopmoeren M6 gebruikt, dus de masten worden van onder de baan vastgeschroefd met M6 schroeven. De verbindingen van de mast zijn gesoldeerd in een daarvoor gemaakte mal en zijn met secondelijm gelijmd aan de dopmoeren.
Om de mast te maken heb ik een houten mal gemaakt, waarin de messing profieltjes tussen spijkertjes gelegd worden. De koppen hoef je niet af te knippen.